De molenaar
De molenaar.
Op de fiets door het land met de "vrolijke trekzak" op de rug. Waarheen gaat de reis zult U vragen. De molenaar is, zoals hij dat gewend is op donderdagavond, op weg naar het Sloepweesje om enige kilometers te trainen. Hoewel hij het roeien best aardig vindt gaat het hem daarom feitelijk niet. Zijn lijf verkeert in een uitstekende conditie en zwaar sporten is eigenlijk voor dwazen. De molenaar gaat voor de gezelligheid; hij gaat vanwege de uren na de training. Natuurlijk is het zo, dat hij zich op het water best vermaakt; hoe hoger de golven hoe beter. Verder valt dit af te leiden uit de niet te stoppen "verhalenstroom" en onverwachte uitspraken welke later "gevleugelde uitspraken" blijken te worden. "Hoor ik daar een aalscholver schijten?" is daarvan een bekend voorbeeld. Variaties op dit thema zijn er overigens ook.
Kent u dat verhaal van de Batavieren welke ons land binnen trokken? Dat verhaal waarbij de hoogspanningsmasten een belangrijke rol spelen? Er is er slechts een die dit kan vertellen en dat is Dries. Vraag hem er maar eens om. Doe dit trouwens wat later op de avond en neem er de tijd voor.
De benjamin
Omdat Stichting “Het Sloepwezen” al meerdere jaren betrokken was bij de organisatie van de “Harlingen-Terschelling” sloepenroeirace en de Sagitta sloepenzeilrace, ontstond binnen de stichting, en met name bij Keesjan van Beek,(de voorzitter van de Stichting) het idee om vanuit “Het Sloepwezen” een eigen roeisloep in de vaart te brengen.
Omdat dit goed aansloot bij de doelstelling van de stichting, nl. het in de vaart brengen en houden van traditionele (reddings)sloepen werd in het najaar van 1997 een originele 25 jaar oude polyester reddingssloep gekocht. De sloep was eigenlijk afgedankt en vergeten , nadat ze door een binnenvaartschip was overvaren, een tijd op de bodem had gelegen, en vervolgens met geweld op het droge was getrokken. De schroef van het binnenvaartschip, en en de basaltkeien hadden van de romp een gatenkaas gemaakt. Ondanks alles zag Keesjan er nog wel wat in, en bracht de sloep naar een werfje in Capelle a/d IJssel.
De bedoeling was om met de eerstvolgende H-T (‘88) aan de start te verschijnen. Er moest dus in een korte tijd veel opknapwerk verricht worden. Er waren wel een paar vrijwilligers om wat aan de sloep te doen, maar echt veel stonden er niet te dringen.
Toen ik op een grauwe zondagmiddag in november met m’n vader bij de sloep ging kijken werd ook aan mij de vraag gesteld of ik wilde helpen de sloep op te knappen. Waarom ook niet, dacht ik, als ik er maar niet in hoef te roeien. Vanaf die dag heb ik me, samen met nog een aantal enthousiaste sloepenwezenlozen, 4 maanden lang, zo’n beetje ieder weekeind uit kunnen leven om van dat wrakke sloepje weer wat fraais te maken.
In april 1988 was het dan zover, “het Sloepweesje” kon te water.
Als “jongste bediende” kreeg ik de eer om “het Sloepweesje” te dopen. Ik wenste “het Sloepweesje” en haar toekomstige bemanning een behouden vaart toe en gooide een fles champagne tegen de steven. Wat mij betreft zou dit het laatste zijn wat ik met “het Sloepweesje” te doen had.
Maar het liep allemaal wat anders. Terwijl we nog volop bezig waren met de restauratie van de sloep bleek al dat het niet meer haalbaar was om voor de H-T nog een bemanning te ronselen en te trainen. Op zich was dit niet zo’n probleem want via-via hoorde Keesjan dat er nog een Groninger studenten ploeg was die graag een keer de beruchte H-T wilden roeien, maar zelf geen sloep hadden.
Het enige wat nog ontbrak was een stuurman. Er werd direct aan mij gedacht, maar ik zag dit niet zo zitten. De waddenzee kende ik alleen maar van foto’s van m’n ouders, en sloeproeien leek mij meer een sport voor gestoorden. Naarmate de H-T dichterbij kwam werd het me duidelijk dat het eigenlijk alvast stond dat ik de H-T zou moeten sturen. Om een lang verhaal kort te maken, die bewuste H-T heb ik inderdaad ‘moeten’ sturen. Hoewel er een behoorlijke noordenwind stond (5 a 6 bf) hebben we Terschelling toch roeien gehaald. De 5 uur die we er over deden was bovendien goed voor een 26e plaats. Hoewel deze H-T de ervaring van m’n leven was, heb ik hierna nooit meer een wedstrijd getuurd. Vanaf die dag heeft de sloepenroeigekte mij te pakken gekregen en roei ik zelf.
Na 11 H-T’s, een wereld afstandsrecord (850 km) en vele andere wedstrijden, lukt het me op de een of andere manier nog steeds om met plezier in die sloep te roeien.
Ruud Bijl, slagroeier van roeiploeg Het Sloepwezen.